Zoals het er nu naar uitziet
zal per 1 januari 2007 de Pensioenwet van kracht worden. Samengevat
kent de Pensioenwet drie doelstellingen: de eerste is het groot
onderhoud aan pensioenregelingen, de tweede het doorvoeren van
beleidswijzigingen en de derde is het in de wet opnemen van
taakafbakeningsafspraken. Het uiteindelijke doel van de Pensioenwet
verschilt niet van de Pensioen – en spaarfondsenwet, namelijk: het
waarborgen van gereserveerde gelden op grond van een door de werkgever
gedane pensioentoezegging.De nieuwe invalshoeken in de Pensioenwet zijn o.a. dat:
verantwoordelijkheden van werkgevers en pensioenuitvoerders, alsook die
van de werknemers (de zogenoemde pensioendriehoek) worden
geconcretiseerd;
pensioen aanbieden aan uitverkorenen. Als een werkgever een
pensioentoezegging doet aan één van zijn werknemers, dient de werkgever
een pensioen aan al zijn werknemers aan te bieden.
de Pensioenwet is het niet meer mogelijk dat een werknemer een C-polis
afsluit en dus als verzekeringnemer van een pensioenverzekering
optreedt. De verzekeringnemer zal altijd de werkgever zijn;
Lees ook:VNO-NCW legt nieuwe Pensioenwet uit
Lees ook:Nieuwe Pensioenwet verdrinkt in de regeltjes?
Lees ook:Stand van zaken wetsvoorstel Pensioenwet
Lees ook:DGA, let op de risico’s nieuwe Pensioenwet
Lees ook:Alternatieve vakbond werkt aan open pensioenfonds voor niet-CAO’ers
Wel erg ingewikkeld geformuleerd. De nieuwe pensioenwet gaat in essentie over:
-Verscherpte eisen aan de omvang van het eigen vermogen van pensioenfondsen;
-Eisen voor een goede voorlichting en communicatie;
-Een verlaging van de toetredingsleeftijd naar 21 jaar.
Valt de DGA nu wél of niet onder de werking van de nieuwe pensioenwet?
Volgens het ministerie van SzW:
* Als een bedrijf een pensioenregeling heeft moeten alle werknemers van 21 jaar en ouder daaraan kunnen deelnemen. Er is nu nog geen wettelijke leeftijdsgrens voor deelname aan een pensioenregeling. In veel bestaande regelingen wordt een leeftijdsgrens van bijvoorbeeld 25 jaar gehanteerd;
* Pensioenuitvoerders krijgen het recht kleine pensioenaanspraken af te kopen, twee jaar na beëindiging van het deelnemen aan een pensioenregeling;
* Met het wetsvoorstel wordt de financiële zekerstelling door pensioenfondsen gemoderniseerd en wettelijk vastgelegd. Daardoor kunnen werknemers er met een hoge mate van zekerheid op vertrouwen dat het pensioen ook écht wordt uitgekeerd;
* Verzekeraars en pensioenfondsen zijn verantwoordelijk voor de voorlichting aan de deelnemers aan een pensioenregeling. Dit betekent onder meer dat de deelnemers minstens één keer per jaar moeten worden geïnformeerd over hun opgebouwde aanspraken en over de eventuele aanpassing van hun pensioenen aan de inflatie (indexering);
* Voormalige deelnemers aan een pensioenfonds – slapers geheten in de pensioenwereld – worden één keer in de vijf jaar geïnformeerd over hun pensioenaanspraken;
* Voorlichting over vrijwillige aanvullende pensioenregelingen moet voldoen aan de eisen die ook gelden voor voorlichting over andere financiële producten. Daardoor kunnen werknemers aanvullende regelingen onderling vergelijken voordat zij een keuze maken voor een bepaalde regeling;
* Als pensioenfondsen pensioenen niet aanpassen aan de inflatie, met andere woorden als zij de pensioenen niet indexeren of hier voorwaarden aan verbinden, moeten zij hun deelnemers en gepensioneerden daarover helder informeren;
* Als er onduidelijkheid is over het indexatiebeleid van een pensioenfonds, gaat de toezichthouder op de pensioenfondsen ervan uit dat de pensioenen onvoorwaardelijk worden aangepast aan de inflatie. Uiteraard moeten pensioenfondsen ook voldoende vermogen hebben om aan de indexatieverplichting te voldoen;
* Het toezicht op het goed uitvoeren van de wettelijke regels is in handen van de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. De Autoriteit let er op of de voorlichting voldoet aan de wettelijke eisen en de bank kijkt vooral naar de financiële situatie van de pensioenfondsen.