Gaan overheidspensioenfondsen commercieel?

De overheid overweegt om haar pensioenfondsen
te verplichten hun administratie en vermogensbeheer uit te besteden in de markt.
Ook mogelijk is dat ze hun uitvoeringsbedrijf afsplitsen in een aparte
commerciële instelling. Het bestuur van de pensioenfondsen blijft wel
eindverantwoordelijk, inclusief het beleggingsbeleid.
Men acht een bestuurlijke splitsing onvermijdelijk
omdat het vreest dat Brussel vroeger of later de beschermde positie van
pensioenfondsen zal aanvechten, die immers niet concurreren en geen belasting
betalen. In dat geval zou ook de verplichte deelname van werknemers aan
pensioenregelingen gevaar lopen. Verplichte uitbesteding is dus het offer om
het grotere goed, de verplichte collectieve pensioenregelingen, te redden. Het is ook denkbaar dat men nog een stap verder gaat:
sociale partners hoeven alleen nog een pensioenregeling af te spreken en kunnen
dan de hele balans overdragen aan marktpartijen. De aldus verzelfstandigde
pensioenfondsen kunnen dan uitgroeien tot sterke financiële instellingen op de
Europese markt, met maximale commerciële vrijheid. Denkbaar is dat verzekeraars
en banken kleine pensioenfondsen opkopen, dan wel strategische allianties
sluiten met giganten als ABP en PGGM, die dan volop in de markt komen te staan.

Maar wat willen de sociale partners? Eigenlijk niets, meldt
het Financieele Dagblad. Vorig jaar liet de Stichting van de Arbeid aan
minister De Geus weten geen behoefte te hebben aan een ander bestuursmodel. Volgens
de juristen van sociale partners valt het namelijk met de Brusselse dreiging
wel mee.

Lees ook:Pensioensparen moet goedkoper!
Lees ook:Pensioenreus voor de metaalsector op komst
Lees ook:Pensioenwet veroorzaakt uitvoeringsproblemen
Lees ook:Zelf sparen voor pensioen is veel duurder
Lees ook:Ook grote jongens in problemen

3 reacties op “Gaan overheidspensioenfondsen commercieel?

  1. Carlo Lamy

    Vasthouden aan het bestaande model betekent dat pensioenfondsen beperkte bewegingsvrijheid hebben. Ze mogen in feite alleen ouderdomspensioen aanbieden tegen dezelfde doorsneepremie voor iedereen. Nu al levert dat problemen op. ABP en PGGM mogen alleen een levensloopregeling aanbieden via hun commerciële dochterbedrijven Loyalis en Careon. Maar ze mogen die dochters niet aansturen en ook geen reclame maken. Dat zijn gekunstelde constructies en een begrijpelijke bron van frustratie. Want elk bedrijf, of het nu een stichting is of niet, wil zijn klanten bedienen en groeien.

      /   Beantwoorden  / 
  2. Theo Verlangen

    Pensioenfondsen moeten wel meer armslag krijgen, lijkt me. De arbeidsmarkt wordt steeds krapper en werkgevers willen zich ook met unieke pensioenregeleingen kunnen onderscheiden. Vergeet niet dat pensioen een zeer kostbare arbeidsvoorwaarde betreft die in maatwerk moet kunnen worden aangeboden.

      /   Beantwoorden  / 
  3. Lieuwe Folkerts

    Het FD meldde het volgende interessante bericht:
    De regering wil pensioenfondsen nog voor de verkiezingen splitsen in een bestuur en een commerciële uitvoeringsorganisatie. Maar de sociale partners liggen dwars. Robeco-topman Möller mengt zich in het debat.
    AMSTERDAM – De chief executive officer van Robeco, George Möller, vreest dat Nederland opnieuw de boot mist als onze achthonderd pensioenfondsen ieder voor zich proberen hun positie veilig te stellen. Zijn devies: bundel de krachten, zo snel mogelijk. Het alternatief is dat in een geliberaliseerde Europese financiële markt ook de pensioensector uit Nederland verdwijnt.

    Möller heeft het in 2004 al eens zien gebeuren toen hij van Euronext naar Robeco overstapte, en wil niet nog eens zo’n debacle. Uitgerekend Nederland, de uitvinder van de beleggingsfondsen, moest toen veel beleggingsfondsen laten wegglippen naar steden als Dublin en Luxemburg.

    ‘Waarom hebben wij toen de boot gemist?’ vraagt hij zich nu af. Knellende regels rond verplichte beursnoteringen zijn afgeschaft. Toch was het al te laat. Nederland was als vestigingsland voor beleggingsfondsen uit de gratie geraakt. ‘We weken af van de rest in de wereld. Luxemburg was met zijn efficiënte girale systeem intussen al tot de internationale norm uitgegroeid. We hebben ons te lang blindgestaard op de Europese Centrale Bank. Die kregen we niet, maar ondertussen vergaten we om ons land aantrekkelijk te maken voor de internationale financiële industrie.’

    Volgens Möller dreigt iets soortgelijks te gebeuren met de pensioenfondsen. Hij verwijt de sociale partners, die de pensioenfondsen besturen, dat ze zich ‘blindstaren op het oude bestuursmodel’ en ‘met de voeten op het rempedaal’ staan. Möller heeft ook kritiek op het kabinet. Weliswaar onderkennen de ministeries van Financiën en Sociale Zaken dat veranderingen nodig zijn in het bestuursmodel voor pensioenfondsen, maar volgens Möller moeten nu eindelijk de voors en tegens openlijk op tafel komen. ‘Er moet een open debat komen, anders is de kans groot dat de discussie vast komt te zitten.’

    Inzet van het kabinet is meer marktwerking in de pensioensector. Daartoe zouden de pensioenfondsen zich moeten opsplitsen in een bestuur en aparte uitvoeringsorganisaties die in de vrije markt komen te staan. Over waar precies die ‘knip’ moet komen verschillen Sociale Zaken en Financiën echter van mening. Sociale Zaken wil dat de besturen eindverantwoordelijk blijven voor het hele reilen en zeilen van het pensioenbedrijf, inclusief het beleggingsbeleid. Sociale Zaken wil in feite alleen verplichte uitbesteding van vermogensbeheer en pensioenadministratie in de markt.

    Financiën daarentegen wil nog verder gaan en het vermogensbeheer en de pensioenuitvoering uitbesteden bij externe partijen. Het fondsbestuur is dan alleen nog eindverantwoordelijk naar de deelnemers voor de inhoud van de pensioenregeling en het op efficiënte wijze uitbesteden daarvan.

    In de variant van Financiën wordt het voor banken en verzekeraars aantrekkelijk om hele pensioenfondsen over te nemen, die dan maximale commerciële vrijheid krijgen. Zo kunnen Nederlandse financiële instellingen uitgroeien tot geduchte spelers op de Europese markt.

    Möller steunt de lijn van Financiën, maar trekt die verder door. Wil Nederland over tien jaar nog iets voorstellen op Europese schaal, dan moet de krachtenbundeling in de pensioensector actief en krachtig bevorderd worden, vindt hij. Hij verwijst naar de schaalvergroting die eerder bij de banken heeft plaatsgevonden. Instellingen als Fortis , ABN Amro en ING en ook de Rabobank hebben hun huidige kracht ontwikkeld vanuit een sterke positie op de thuismarkt. Zoiets moet dringend ook in de pensioensector gebeuren.

    Möller, die aan het hoofd staat van een beleggingsfondsengroep met euro 135 mrd belegd vermogen, waarvan ruim de helft voor instituten, vindt de 800 Nederlandse pensioenfondsen te veel van het goede. ‘Het is te versnipperd. We moeten tot een paar ‘nationale pensioenkampioenen’ komen. Daarbij is het zaak om niet alleen te kijken naar de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars, maar ook breder. Gebeurt dat niet, dan stroomt al het pensioengeld naar het buitenland, net als destijds bij de beleggingsfondsen gebeurde. Politici en pensioenfondsen moeten mentaal “om”, om Nederland aantrekkelijker te maken.’

    Bundeling van pensioenfondsen zal volgens Möller grote besparingen opleveren. Tegelijk kunnen binnen die bundeling aparte collectiviteiten gewoon blijven bestaan. ‘Het kan haast toch niet anders dan dat dit een beter model is.’

    Het formeren van nationale kampioenen is minder moeilijk dan het lijkt, stelt Möller. Zet bijvoorbeeld twee grote pensioenfondsen en een bank bij elkaar en je hebt al een kampioen. Het grootste probleem zit tussen de oren. ‘Waar het op aankomt is om naar de toekomst te kijken, vanuit een gezond Oranjegevoel. Europa is de uitdaging, maar die moet je dan wél willen aangaan en je moet je niet laten invriezen door angst.’

    Nederland heeft alles in huis om tot een centrum voor de Europese pensioenindustrie uit te groeien, vindt Möller. Er is een grote thuismarkt, er zijn goede opleidingen voor actuarissen en accountants en er zijn wetenschappelijke pensioeninstituten zoals Netspar. ‘Op pensioengebied zijn we vooraanstaand, dat blijkt ook op alle internationale congressen. Nederland hoort in een klein rijtje met de VS, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland die er op pensioengebied toe doen.’ Die voordelen moet je uitbouwen tot een beslissende concurrentievoorsprong. Möller verwacht dat over maximaal twintig jaar het pensioengeld in Europa gaat ‘schuiven’. ‘Dan heb je al een voorsprong en trek je opdrachten naar je toe. We moeten voorkomen dat anderen ons inhalen.’

    Kleine en grote verplichtstelling
    Met een belegd vermogen van een slordige euro 600 mrd en jaarlijks euro 23 mrd premie-inkomsten vormen de pensioenfondsen de grootste sector van ‘gedwongen winkelnering’ in Nederland.

    Er zijn twee soorten verplichtstellingen. De eerste, de ‘kleine’ verplichtstelling, schrijft voor dat elke werknemer die onder een cao valt, verplicht moet deelnemen aan een pensioenregeling.

    Daarnaast is er de ‘grote verplichtstelling’, die bedrijven dwingt om zich aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Om een eigen pensioenfonds op te richten is apart toestemming (dispensatie) nodig.

    De gedwongen winkelnering staat op gespannen voet met de liberalisering van de markt voor financiële diensten in Europa. Het ministerie van Sociale Zaken heeft daarom voorgesteld om de pensioenfondsen te verplichten zichzelf op te knippen in een bestuur, bestaande uit sociale partners, en een commerciële uitvoeringsorganisatie. Sociale Zaken denkt dat op die manier aan de Brusselse voorwaarden kan worden voldaan en dat zo de kleine en grote verplichtstelling in stand kunnen blijven.

    Het Verbond van Verzekeraars is tegen het voorstel van Sociale Zaken. Het zou namelijk betekenen dat de afgesplitste uitvoeringsbedrijven van grote bedrijfstakpensioenfondsen als PGGM (zorg) ABP (ambtenaren) en PME (metalektro) de vrijheid krijgen om ook voor andere bedrijven pensioenregelingen en andere verzekeringsproducten aan te bieden. Het Verbond eist op zijn minst dat dan een einde wordt gemaakt aan de ‘grote verplichtstelling’. Dit onder het motto: als PGGM en ABP de markt op mogen, dan moeten verzekeraars omgekeerd ook pensioenregelingen mogen aanbieden aan ziekenhuizen of scholen.

    De sociale partners, die de pensioenfondsen besturen, zijn van mening dat het met de Brusselse dreiging wel meevalt. Nut noch noodzaak van een ander bestuursmodel is aangetoond, stelde de Stichting van de Arbeid vorig jaar al in een brief aan Sociale Zaken.

      /   Beantwoorden  / 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.