Stand van zaken wetsvoorstel Pensioenwet

Er is de laatste tijd in Den Haag hard gewerkt aan het
wetsvoorstel voor de Pensioenwet. Inmiddels zijn er twee schriftelijke
vragenrondes geweest die hebben geresulteerd in een ‘Nota naar aanleiding van
het Verslag’ en een ‘Nota naar aanleiding van het nader Verslag’.

Tijdpad
In deze nota’s heeft de regering de schriftelijke vragen van
de vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Tweede
Kamer beantwoord en heeft daarbij nadere uitleg gegeven over de bedoelingen van
de wetgever. De regering heeft ook drie nota’s van wijziging ingediend. Eind
juli 2006 is de Invoeringswet Pensioenwet naar de Tweede Kamer gezonden. Het
wetgevingsoverleg over de Pensioenwet vindt half september plaats. Het streven
van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de wet voor 1 oktober 2006 naar de
Eerste Kamer te sturen.

Uitgangspunten bij de
invoering van de Pensioenwet

De inwerkingtreding van de Pensioenwet is naar verwachting 1 januari 2007. Er geldt
een overgangstermijn van 1 jaar voor de bepalingen waar de uitvoeringspraktijk
zich op moet instellen. Hierbij kan men denken aan bepalingen die het aanpassen
van administratieve processen en systemen noodzakelijk maken. Uitgangspunt is
verder dat alle bestaande rechtsverhoudingen tussen deelnemers en
pensioenuitvoerders zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Hierbij wordt vaak
uitgegaan van ‘de peildatum’.De peildatum is de dag voordat de nieuwe Pensioenwet wordt
ingevoerd. Als alles volgens plan verloopt, is die peildatum dus 31 december 2006.
Bestaand overgangsrecht als gevolg van eerdere wetswijzigingen wordt niet
aangetast.

Overgangsrecht en
enkele hoofdpunten uit het wetsvoorstel

De
uitvoeringsovereenkomst

De werkgever is verplicht de pensioenovereenkomsten die hij
sluit met zijn werknemers onder te brengen bij een pensioenuitvoerder. Dit doet
hij door een uitvoeringsovereenkomst te sluiten met de pensioenuitvoerder. De
Pensioenwet stelt aan de uitvoeringsovereenkomst inhoudelijke eisen.
Bijvoorbeeld over de wijze van premievaststelling en -betaling en de informatieverstrekking
van de werkgever aan de pensioenuitvoerder. Deze verplichting bestaat al
onmiddellijk bij ingang van de Pensioenwet. De inhoudelijke eisen aan de
uitvoeringsovereenkomst gaan echter pas een jaar na ingang van de Pensioenwet
in.

Betalingsachterstanden melden aan de deelnemersDe Pensioenwet verplicht verzekeraars in hun hoedanigheid
van pensioenuitvoerder een betalingsachterstand van de werkgever te melden aan
de deelnemers in de pensioenregeling. De werknemers hebben vanaf de melding een
maand de tijd hun risicodekkingen voor overlijden of arbeidsongeschiktheid
individueel (privé) bij een verzekeraar onder te brengen. Heeft de werkgever na
die maand niet aan zijn betalingsverplichting voldaan, dan gaat de verzekeraar
ertoe over om de pensioenregeling met terugwerkende kracht premievrij te maken.
Dit kan, gerekend vanaf een maand na de datum van de melding aan de deelnemers,
maximaal met zes maanden terugwerkende kracht.

Maximale
toetredingsleeftijd 21 jaar

Als een werkgever een pensioenovereenkomst sluit met zijn
werknemers, dan mag deze niet later in gaan dan op 21-jarige leeftijd. De
Invoeringswet bepaalt dat deze regel ingaat een jaar na de inwerkingtreding van
de Pensioenwet. Iedere werknemer die op dat moment 21 jaar of ouder is èn een pensioenovereenkomst
heeft, verwerft dan pensioen, uiterlijk vanaf het moment van ingang van de
pensioenovereenkomst.

Karakter van de
pensioenovereenkomst

De pensioenwet onderscheidt drie ‘karakters’ in de
pensioenovereenkomsten; de uitkeringsovereenkomst, de kapitaalovereenkomst en
de premieovereenkomst. De Pensioenwet verplicht de werkgever in de
pensioenovereenkomst aan te geven welke van deze drie karakters de overeenkomst
heeft. Voor werknemers die op de peildatum al in een pensioenregeling van de werkgever
vallen (bestaande pensioenovereenkomst), geldt dat de werkgever uiterlijk een
jaar na inwerkingtreding van de Pensioenwet een karakter moet hebben toegekend
aan deze pensioenovereenkomst. De karakterbepaling geldt alleen voor de
toekomstig op te bouwen aanspraken en kent dus geen terugwerkende kracht.

Nieuwe eisen aan de
voorlichting

Vrijwel alle nieuwe voorlichtingseisen treden met een jaar
uitstel in werking. Gedurende het overgangsjaar blijven de
voorlichtingsbepalingen uit de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) van
toepassing. De nieuwe eisen zijn veel uitgebreider en gedetailleerder dan de
eisen uit de PSW. De pensioenuitvoerders kunnen het uitstel jaar dus goed
gebruiken om hun administratieve processen en systemen in te richten naar de
nieuwe eisen. Dit betekent praktisch dat onder meer de verplichting om een
startbrief te verzenden pas na een jaar van kracht wordt.

Financiering van
toeslagen

In de PSW stond geen definitie van het begrip toeslag, maar
over het algemeen werd een toeslag niet gezien als pensioen. In de Pensioenwet
wordt echter expliciet bepaald dat een toeslag pensioen is . Een gevolg van
deze nieuwe definitie kan zijn dat ook de financiering voor toeslagen in de
toekomst anders moet plaatsvinden. Dit kan een grote verandering betekenen in
de huidige financieringssystematiek. We hopen hierover snel meer duidelijkheid
te krijgen.

Afkoop kleine
pensioenen

Na ingang van de Pensioenwet is afkoop van een zogenaamd
klein pensioen (van minder dan € 400,- per jaar) voortaan al mogelijk vanaf
twee jaar na het moment dat iemand ex-deelnemer in de pensioenregeling wordt.
Dit is een eenzijdig recht van de pensioenuitvoerder. De rechthebbende hoeft
dus niet met de afkoop in te stemmen en kan ook niet om afkoop verzoeken. De
nieuwe afkoopbepalingen gaan direct in voor de gevallen van beëindiging van de
deelname die zich na ingang van de Pensioenwet voordoen. Is de deelname al
beëindigd voor inwerkingtreding van de Pensioenwet? Dan mag de
pensioenuitvoerder alsnog overgaan tot afkoop van het kleine pensioen. Hiervoor
is dan wel instemming van de rechthebbende vereist. De afkoopregeling is ook
van toepassing op een klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding en op een
klein partnerpensioen op het moment van ingang.

­De huidige regeling in de PSW dat het afkoopbedrag mag
worden verdubbeld bij emigratie vervalt direct bij ingang van de Pensioenwet.
Dit geldt ook voor de mogelijkheid van premierestitutie die onder de PSW
mogelijk is als een werknemer korter dan een jaar in dienst van de werkgever is
geweest

Vervallen C-polissen
Momenteel is het nog mogelijk dat de werkgever de
pensioentoezegging beperkt tot het beschikbaar stellen van een premie waarvoor
de werknemer een pensioenpolis kan afsluiten. Deze constructie staat bekend als
de C-polis. Na de invoering van de nieuwe Pensioenwet is het niet meer mogelijk
een C-polis te sluiten. Voor de op de peildatum al bestaande C-polissen geldt
in principe eerbiedigende werking. In het kader van de problemen die kunnen
ontstaan door de administratieve splitsing van contracten (namelijk een deel
voor en een deel na invoering van de Pensioenwet) zal er in veel gevallen voor
worden gekozen de hele C-polis om te zetten naar een uitvoeringsovereenkomst in
de zin van de Pensioenwet.

Positie
directeur-grootaandeelhouder

De directeur-grootaandeelhouder (DGA) valt niet onder de
Pensioenwet. Dit geldt onmiddellijk voor DGA’s die pas na invoering van de
Pensioenwet een pensioentoezegging krijgen. Voor DGA’s die op de peildatum een
bestaande pensioentoezegging hebben, is het eerste jaar na invoering van de
Pensioenwet een overgangsjaar. In dat jaar blijft de PSW van toepassing op de
pensioenaanspraken van deze DGA’s. De DGA moet er in dat jaar voor kiezen of
hij zijn pensioen in de pensioenregeling wil onderbrengen bij de
pensioenuitvoerder of zijn pensioen in eigen beheer wil houden. Zijn de
pensioenaanspraken na het overgangsjaar ondergebracht in de pensioenregeling
bij de pensioenuitvoerder dan wordt de DGA beschouwd als werknemer in de zin
van de Pensioenwet. De Pensioenwet is dan op die pensioenaanspraken van
toepassing.

­Heeft de DGA na het overgangsjaar zijn pensioenaanspraken in
eigen beheer dan wordt hij niet gelijkgesteld aan een werknemer in de zin van
de Pensioenwet. Overigens kan de Pensioenwet ook gedeeltelijk van toepassing
zijn, bijvoorbeeld als alleen het nabestaandenpensioen extern is verzekerd. Dan
wordt de DGA voor dat gedeelte gelijk gesteld met een werknemer in de zin van
de Pensioenwet. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt zo
aangepast dat deze op de DGA van toepassing blijft. Dit betekent dat ook het
ouderdomspensioen van de DGA dat niet onder de Pensioenwet valt bij een
scheiding moet worden verevend.

­Op grond van een andere wijziging van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding moet ook aan de ex-echtgenoot van een DGA een
bijzonder partnerpensioen worden toegekend. Vooralsnog zijn er nog geen
berichten die er op wijzen dat de fiscale behandeling van het pensioen van de
DGA zal wijzigen. Wij gaan er dan ook vanuit dat de fiscale regels voor de DGA
gelijk blijven.

[ Bron: Centraal Beheer Achmea ]

Lees ook:DGA, let op de risico’s nieuwe Pensioenwet
Lees ook:Waar gaat de nieuwe Pensioenwet over?
Lees ook:VNO-NCW legt nieuwe Pensioenwet uit
Lees ook:Pensioenwet biedt schijnveiligheid
Lees ook:Opsporingsplan voor vergeten pensioenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.